14 juli: FIETSVAKANTIE – deel drie

14 juli: FIETSVAKANTIE – deel drie
In Harlingen scheen de zon. En ze bleef schijnen. In het verkeerslichtloze stadje werden we hartelijk ontvangen door onze vroegere Hofbuurvrouw. Enkele jaren geleden heeft zij het hitsige Amsterdam verlaten voor Friese bedaardheid. Hoewel Fries… Van de buuf begrijpen we dat Harlingers zich niet Fries voelen en het ook niet spreken. De plaatselijke Scholengemeenschap Simon Vestdijk heeft zelfs een ontheffing aangevraagd voor het verplicht stellen van het vak Fries. Ze spreken hier Harns, moge dat duidelijk zijn.
Harlingers zijn Amsterdammers zeer welgezind. Dat ik me toch zo’n hoofdstedeling voel komt met name door het volume dat wij als gezin produceren. De arrogantie zit ‘m daarin, dat we dat vaak niet eens door hebben. In buitenstedelijk gebied valt het me meer en meer op. “Zullen we weer even dimmen?” zeg ik in vrijwel ieder winkeltje, restaurant, supermarkt of welke openbare plek dan ook, een keer of drie. Zodra wij arriveren en de fiets parkeren vestigen we de aandacht op ons met schaamteloos getetter. Dat heeft een enkele keer zo zijn voordeel. Bijvoorbeeld op onze tweede dag in Harlingen.
We waren net van buurvrouws huis gearriveerd bij een vakantiepoppenhuisje in de Harlingse Ooievaarsteeg. Terwijl iedereen met veel rumoer de volgepropte bagage van de fiets pelde, had de pater familias alvast de deur open gegooid en de sleutel aan de binnenkant gestoken. Zijn praktische aard verdient vaak schoonheidsprijzen. Zo niet deze keer. De voordeur had weinig geduld met ons en sloot zich weer geruisloos. Het was vast een prachtig televisiemoment geweest toen dat tot ons doordrong. Een telefoonnummer van de eigenaar was er niet. Enkel een mogelijkheid tot mailen via airbnb.
Terwijl M. naarstig naar dat adres surfte zochten wij in onze eigen hoofd naar een cursus ‘omgaan met teleurstellingen’. Ineens verscheen een jongemannenhoofd over de schutting naast ons. “Ik begrijp dat jullie het huisje niet in kunnen?” We knikten en ik besefte met een schok dat hij vast niet de enige was in dit piepkleine straatje die op de hoogte was van onze stommiteit. “Ik weet dat het badkamerraampje open staat,” vervolgde het hoofd van de buurman. “Vanuit mijn tuin kun je het dak op en misschien kan één van jullie zich naar binnen wurmen?” In onze ogen gloorde hoop. Even later stonden de domme toeristjes uit Amsterdam gevijfelijk in de tuin van de wildvreemde buurman, die op deze zaterdag zijn familie met aanhang herbergde. Beschaamd zei ik hen gedag. Een uitschuifladder verscheen. “Het is een klein raampje,” zei de buurman, die al op het dak stond. Ik schoof onze jongste naar voren. Ze klom dapper naar boven. Haar vader erachteraan. Het dakraampje kon verder worden opengedraaid. Ze ging liggen op haar buik en gleed met haar beentjes naar binnen. Toen dat niet verder ging, pakte de buurman haar ene hand en haar vader de andere. Langzaam lieten ze haar vieren, tot haar voeten grond raakte. Ze was bovenop de wc-pot beland. Even later deed ze ons open. Lachend. De heldin van de dag…
Het idyllische, kalme stadje had een weldadige uitstraling op ons. Aan de pier keken we onze ogen uit. De uitkijktoren gaf ons een magische Charlotte-Dematonsachtige view. De Artemis lag er, de Atlantis voer binnen. Een miljoen-de-meterscheepje lag aangemeerd. “49,5 meter lang”, wist de rondvaartschipper van de ‘Jonge Seun’ ons te vertellen. De eigenaar wenst anoniem te blijven.
Met lichte heimwee namen we na drie dagen afscheid van Harlingen. Maar ook opgetogen. 45 km te gaan en de zon scheen nog steeds! “Duudeljoo klinkt zijn lied,” schalden we in canon. Hier in Friesland zijn ze niet zo snel onder de indruk van Amsterdams geblèr. Laat ze maar gaan, die drukke gasten. En ze gingen. Vijf luidruchtige Amsterdammers op weg naar St. Nicolaasga.