Over twee dagen is het zover. Ze heeft het er al weken over. Iedere ochtend loopt de jongste als een wandelende adventskalender de badkamer binnen voor de laatste stand van zaken. Over twee dagen wordt ze negen. Dan gaan we een Coronische verjaardag vieren. Met zo min mogelijk mensen. Dat gaan we compenseren met kaarten en cadeaus. En aandacht natuurlijk. Ons hele gezin zal de hele dag om haar heen draaien. Alles zal om haar draaien. Wat zullen we moe zijn, daarna.
Over twee dagen is het zover. Dan moet je in het OV (ook op de pont!) verplicht mondkapjes dragen. Ik vrees dat het daar niet bij blijft. Zeker als het geloof in ‘aerosolen’ toeneemt. Over twee dagen gaat dus de mondkapjesfase in. Van harte gefeliciteerd. Hoe meer De Dag nadert, hoe meer mijn weerzin groeit.
Toen het advies ‘blijf thuis’ van kracht was – lang geleden alweer – heb ik mijn kinderen wekenlang gesommeerd naar buiten te gaan. Vooral ook die van 12 en 14. Voor de jongste ging er een wereld open. Die kwam buiten en zag dat het goed was. Voor de pubers lag dit anders: “Dit is tegen de wet!” ageerde mijn zoon als ik het springtouw onder zijn neus duwde. “Niks hoor, binnen blijven is een ADVIES” spuugde ik terug. Middelste kreeg ik ook ‘om’, ze werd chef huttenbouwen. Maar de oudste had dagelijks een zetje nodig. Iedere dag vanaf 15.00 uur begon ik hem naar buiten te zeuren. En als dat niet hielp, volgde een tirade: “Niks thuis in huis, rottend achter die schijtschermen, naar buiten met die hap! ……Hoezo ‘wat moet ik buiten doen?’ Naar buiten, zeg ik je! ….. Ja dat is wél toegestaan! Hier meenemen die bal….de buurtkindjes vinden het ook fantastisch als je meedoet met blikkie-trap… nou vooruit, meenemen dat springtouw, je schoenen aan! ….Ja je gaat springen, want ik ga draaien, nou vooruit… nee niks school, we gaan volgen op de drie, NAAR BUITEN!” Soms had ik geen energie voor een tirade en kocht ik hem om met een ijsje. Dat ging een stuk sneller.
Buiten spelen. De jaren ’50 terug van weggeweest. We kregen goedkeurende blikken van de kwetsbare doelgroep die een ommetje dorst te maken. Maar niet iedereen keurde mijn plan van gezamenlijk buitenspelen goed. In onze buurtapp werd er wisselend gereageerd. “Buiten spelen mag volgens de huisarts” zei de één, “we plannen het in als gymles” zei de ander, “zijn jullie nou helemaal!” riep de volgende, “geen interactie tussen kinderen, de maatregelen zijn er niet voor niets!” Ik begreep dat hier tegenin gaan mij een WhatsAppelijke lynchpartij kon opleveren. Dit was het type ‘streng in de leer’ en deze stroming had vele aanhangers. De volgende dag startte ik het buitenspelen met mijn kinderen en een aantal Coronavriendjes. Het werd een hit.
Maar nu die mondkapjes. Er zijn er die het geheel vrijwillig doen. Vrijwillige mondkapjesdragers. Het worden er ook steeds meer. Ik doe of ik ze achteloos passeer, maar achter hun rug bekijk ik hen met afgrijzen. Stelletje angstverspreiders. Maar ik ontkom er niet aan, dat weet ik ook. Over een paar weken loop ik er ook gewoon mee. Waarschijnlijk. Bah.
Want dat kan zomaar gebeuren! Twee weken terug ging ik met mijn zoon mee naar de opticien. Voor een nieuwe bril. Dat mocht toen weer. Bij binnenkomst keken we bewonderend naar de overdaad aan plexiglas. Vervolgens werden we getrakteerd op een spannende speurtocht, met bij elk pijltje weer een nieuwe opdracht: ‘hier je handen ontsmetten’, ‘blijf hier staan’, ‘loop door en wacht hier op verdere instructies’, ‘hier mag u plaatsnemen’. Het was een enerverende manier van de Eyewish in Oostpoort doorkruisen. De opticien pakte zich zorgvuldig in voor de operatie. “Protocol, mevrouw” zei hij bedaard. En toen toverde hij, uit het niets leek wel, een mondkapje tevoorschijn. “Die moet hij op?” vroegen we onnozel. Hij glimlachte verontschuldigend. Anders mocht zoon het Heiligdom niet betreden. Zoon deed gehoorzaam het kapje om. Onverwachts had hij de primeur! Ik heb hem hartelijk uitgelachen. Daarna heb ik hem uitvoerig gefotografeerd. Alsof we toeristen waren in een nieuw land.